Nederland heeft een divers kunst- en cultuuraanbod van hoog niveau: wereldberoemde musea, een breed en gevarieerd aanbod op toneel- en muziekgebied, met volop ruimte voor experimenten en nieuwe richtingen. Ook vinden er jaarlijks veel internationale festivals plaats. Zowel op het terrein van de omroep als van de pers voert de overheid een beleid dat gericht is op bevordering van de onafhankelijkheid en pluriformiteit van de media. Vrijheid van meningsuiting vormt namelijk ÈÈn van de hoekstenen van het Nederlandse democratische bestel.
Nederland heeft met bijna 1.000 musea de grootste museumdichtheid ter wereld. De overheid steunt musea voorzover zij functies van nationaal belang uitoefenen. Er wordt gestreefd naar ÈÈn 'Collectie Nederland' waarin de collecties op elkaar aansluiten zonder te veel doublures. Enkele van de bekendste musea zijn het Rijksmuseum en het Vincent van Gogh Museum, beide in Amsterdam, het Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam, het Mauritshuis in Den Haag en Paleis het Loo in Apeldoorn. Hedendaagse kunst is te bewonderen in bijvoorbeeld het Stedelijk Museum in Amsterdam, het Krˆller-M¸ller Museum in Otterlo, het Bonnefanten Museum in Maastricht en het Van Abbemuseum in Eindhoven. Grootschalige evenementen, zoals bijvoorbeeld de Johannes Vermeer-tentoonstelling in 1996, de Rembrandttentoonstelling in 1999, in 2000 de Gouden Eeuw-tentoonstelling en in 2001 de tentoonstelling "De Voorstelling" in het Stedelijk Museum dragen bij aan het culturele imago van Nederland.
Nederland heeft een lange schilderstraditie. Schilderijen van
kunstenaars als Rembrandt, Frans Hals, Vermeer, Van Gogh en Piet
Mondriaan zijn wereldberoemd en hangen in musea over de hele
wereld. Maar ook in de moderne schilder- en beeldhouwkunst houden
Nederlandse kunstenaars de traditie hoog.
Hedendaagse Nederlandse kunstenaars zijn doorgaans goed
vertegenwoordigd bij buitenlandse evenementen zoals de
'BiÎnnale' in VenetiÎ en de 'Documenta'
in Kassel. De bekendste naoorlogse schilders zijn Karel Appel (geb.
1921) en Corneille (geb. 1922), die nog steeds zeer actief zijn.
Beiden hoorden in 1948 tot de oprichters van de internationale
Cobra-groep, een vernieuwende beweging in de kunst die grote
invloed had op jonge kunstenaars. De naam Cobra is ontstaan door
samenvoeging van de namen van de steden Copenhagen, Brussels en
Amsterdam, de plaatsen waar kustenaars die zich aansloten bij deze
beweging werkten. Andere bekende hedendaagse kunstenaars zijn Ger
van Elk, Jan Dibbets, Peter Struyken, Rob Scholte, Marthe
Rˆling en Marlene Dumas.
Eenvoud, helderheid en soberheid zijn karakteristiek voor de
Nederlandse vormgeving. Het kenmerkendste voorbeeld hiervan is
het werk van de leden van 'De Stijl', een groep van
vormgevers en kunstenaars die rond 1920 grote invloed op het
Nederlandse kunstklimaat uitoefende. De rechte lijn en de rechte
hoek waren kenmerkende elementen in hun werk. Bekende
vertegenwoordigers zijn Piet Mondriaan, Theo van Doesburg en vooral
architect en meubelontwerper Gerrit Rietveld (1888-1964).
In de jaren twintig begonnen fabrikanten kunstenaars aan te trekken
om industriÎle producten vorm te geven. Onder hen was de
glaskunstenaar Andries Copier (1901-1991), een internationaal
vermaard ontwerper van sier- en gebruiksglas van grote eenvoud,
maar met verfijnde details in kleur en vormgeving.
In het dagelijks leven is de strakke vormgeving nog terug te vinden
in postzegels, treinen, prullenbakken, verkeersborden,
kantoormeubilair en dergelijke.
Het Nederlands Vormgevingsinstituut in Amsterdam is internationaal toonaangevend. Het zorgt voor vernieuwing en integratie van vormgeving in de maatschappij en legt contacten tussen vertegenwoordigers van verschillende disciplines. De Akademie IndustriÎle Vormgeving Eindhoven (AIVE) is een gespecialiseerd opleidingsinstituut voor industriÎle vormgeving.
Nederland heeft op het gebied van architectuur en stedenbouw een
traditie hoog te houden. Maar liefst 55.000 gebouwen zijn tot
monumenten bestempeld. De 17e- en 18e-eeuwse grachtenpanden zijn
wereldberoemd. Dat geldt ook voor de stedelijke uitbreidingsplannen
die in de 20e eeuw zijn gerealiseerd zoals Amsterdam-Zuid van
architect en stedenbouwkundige Berlage, de naoorlogse nieuwbouw in
het centrum van Rotterdam en de recente bebouwing van de 'Kop
van Zuid' in Rotterdam-Zuid. Moderne architectuur kent in
Nederland een veelvoud aan verschijningsvormen. Jonge architecten
krijgen de gelegenheid tot experimenteren bij de bouw en
uitbreiding van steden.
De overheid heeft invloed op architectuur door haar rol als
opdrachtgever. Een belangrijk accent ligt daarbij op de
voorbeeldfunctie van de overheid bij de totstandkoming van haar
eigen gebouwen, waarvoor de rijksbouwmeester verantwoordelijk is.
Recente voorbeelden zijn het super-modernistische gebouw van het
ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
(Hoogstad Architecten) en het postmodernistische gebouw van het
ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Michael Graves en
Sjoerd Soeters), beide in Den Haag.
Andere bekende Nederlandse architecten zijn onder meer Aldo van
Eyck, Herman Hertzberger, Wim Quist, Pi de Bruyn, Rem Koolhaas en
Jo Coenen. Laatstgenoemde heeft het gebouw ontworpen waarin het
Nederlands Architectuur Instituut in Rotterdam is gehuisvest. Ook
in het buitenland zijn de Nederlandse architecten actief. Zo
ontwierp Rem Koolhaas het stedenbouwkundig plan voor de uitbreiding
van de Franse stad Lille.
In Amsterdam is het Berlage Instituut gevestigd, een internationale
'werkplaats' voor talentvolle architecten,
stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten.
In het landschap en 'onder' de Nederlandse steden liggen vele archeologische terreinen. Circa 1.500 daarvan vormen een beschermd rijksmonument. Net als voor de gebouwde monumenten zijn ook voor archeologische terreinen de Monumentenwet 1988 en de regelgeving op het terrein van de ruimtelijke ordening van groot belang. De Nederlandse archeologie is bijzonder omdat het 'natte' milieu ertoe leidt dat veel organische resten, zoals kleding, voedsel en hout, goed geconserveerd zijn gebleven. Belangrijke archeologische overblijfselen in het landschap zijn de prehistorische 'hunebedden' (graven bestaande uit enorme, op elkaar gestapelde keien in Drenthe), middeleeuwse ringwalburchten (onder andere Souburg op Walcheren, de Heimenberg bij Rhenen en de Hunnenschans op de Veluwe) en kasteelterreinen (onder andere het Valkhof in Nijmegen).
Op het gebied van de klassieke muziek telt Nederland een groot
aantal orkesten, verspreid over het hele land. Het bekendste is het
Koninklijk Concertgebouworkest dat veel in het buitenland optreedt
en het Concertgebouw in Amsterdam als thuisbasis heeft. Bekende
kleinere ensembles zijn het Orkest van de XVIIIde eeuw, het
Amsterdam Baroque Orchestra en het Schˆnberg Ensemble in
Amsterdam.
De opera maakt een grote bloei door. Vooral De Nederlandse Opera in
Amsterdam heeft een grote internationale reputatie opgebouwd. Per
jaar verzorgt De Nederlandse Opera ongeveer tien producties, die
voornamelijk in het Muziektheater in Amsterdam worden uitgevoerd.
De moderne opera vormt een belangrijk onderdeel van het
repertoire.
Een internationaal bekend muziek-, dans- en toneelfestival is het Holland Festival dat elk jaar gedurende de gehele maand juni in Amsterdam wordt gehouden en in 1997 zijn 50-jarig bestaan vierde. Het heeft een brede internationale programmering met vernieuwende podiumkunsten. Een belangrijk muziekfestival voor middeleeuwse en barokmuziek is het Holland Festival Oude Muziek in Utrecht, waaraan vooraanstaande musici en ensembles uit binnen- en buitenland deelnemen.
Jazz en geÔmproviseerde muziek zijn eveneens goed ontwikkeld. Het North Sea Jazz Festival, dat elk jaar in Den Haag wordt gehouden is het grootste en bekendste jazzfestival van Europa. Ook de popmuziek is goed vertegenwoordigd. Gedurende het hele jaar worden er popfestivals georganiseerd, met Pinkpop, Parkpop, Lowlands en Dynamo Open Air als de bekendste.
Nederland heeft een grote naam op het gebied van de moderne dans. Het werk van het Nederlands Dans Theater (NDT) in Den Haag is internationaal vermaard. Daarnaast bestaat het moderne dansaanbod uit producties van kleinere groepen zoals Introdans. Het Scapino Ballet in Rotterdam richtte zich aanvankelijk vooral op de jeugd, maar heeft zich de laatste jaren ontwikkeld tot een hedendaags repertoiregezelschap. Het Nationale Ballet in Amsterdam speelt veelal stukken uit het klassiek-romantische repertoire. Maar ook werk van 20e-eeuwse choreografen zoals de Amerikaan Balanchine en de Nederlanders Rudi van Dantzig, Hans van Manen en Toer van Schayk krijgen veel aandacht. Iedere twee jaar wordt in Den Haag het Holland Dance Festival gehouden waarin de belangrijkste Nederlandse en buitenlandse dansproducties te zien zijn. Het Springdance festival in Utrecht en het Cadance festival in Den Haag tonen elk jaar de laatste ontwikkelingen op het gebied van de moderne dans.
Nederland telt een groot aantal beroepstoneelgroepen. Er zijn
traditionele gezelschappen en kleinere gezelschappen die zich
richten op nieuwe theatervormen, waarin veelal combinaties gezocht
worden met muziek, mime en nieuwe mediatechnieken.
Theatergezelschap Dogtroep treedt regelmatig in het buitenland op
met grote internationale producties. In Amsterdam en in Antwerpen
(BelgiÎ) vindt jaarlijks het Theaterfestival plaats. Tijdens
dit festival worden de belangrijkste Nederlandstalige
theatervoorstellingen van het voorgaande jaar opnieuw aan het
publiek getoond.
Een nieuwe ontwikkeling is de productie van grootschalige musicals
zoals 'Joe' en 'Chicago'. Het Theater Instituut
Nederland in Amsterdam bevordert de theaterkunsten, dient als
ontmoetingsplaats van theatermakers en als informatiecentrum en
herbergt het Theatermuseum.
Nederland heeft een bescheiden filmindustrie die jaarlijks ongeveer 20 speelfilms produceert, sommige in coproductie met andere landen. Een klein aantal van deze films is ook buiten Nederland bekend geworden. In 1987 kreeg Fons Rademakers voor zijn film 'De Aanslag' de Oscar voor de beste niet-Engelstalige film. Later ontvingen Marleen Gorris en Mike van Diem deze Oscar voor 'Antonia' (1996) en 'Karakter' (1998). Ook de korte films 'Glas' (1958) van Bert Haanstra, íDie Kleine Wereldí (1973) van Charles Huguenot van der Linden, 'Anna en Bella' (1985) van B¯rge Ring en 'Father and daughter' (2000) van M.Dudok-de Wit werden bekroond met een Oscar.
Het International Film Festival Rotterdam (februari) en het International Documentary Film Festival Amsterdam (december) genieten een steeds grotere internationale belangstelling. Andere festivals zijn het World Wide Video Festival (april), het Holland Animation Film Festival (tweejaarlijks in november), het Nederlands Film Festival in Utrecht (september) en het kinderfestival Cinekid (oktober).
Nederland heeft veel goede documentairemakers voortgebracht. Een van hen is de in 2001 overleden filmer en fotograaf Johan van der Keuken, die internationale belangstelling genoot voor zijn kunstzinnige films. In zijn laatste film legde hij in een filosofische documentaire over sterfelijkheid en overlevingsdrang zijn eigen stervensproces vast.
De cineast Joris Ivens (1898-1989) verwierf internationale roem met documentaires waarin hij uiting gaf aan zijn persoonlijke betrokkenheid bij volkeren die voor hun vrijheid strijden. Zijn beroemdste film ('The Spanish Earth'), over de Spaanse Burgeroorlog, maakte hij in 1937 samen met Ernest Hemingway. Ivens werkte en doceerde over de hele wereld, van Noord-Vietnam tot Chili, China, Mali en Frankrijk.
De fotografie in Nederland kent een lange, al van voor de oorlog
daterende, traditie van maatschappelijk engagement.
In 1975 werd voor het eerst de World Press Photo expositie
gehouden. World Press Photo is een onafhankelijke non-profit
organisatie die in 1955 in Nederland is opgericht. De doelstelling
van de organisatie is het op internationale schaal ondersteunen en
bevorderen van het werk van professionele persfotografen. Jaarlijks
organiseert World Press Photo de grootste wedstrijd van
persfoto's ter wereld. De expositie die van deze foto's
wordt samengesteld reist door 35 landen.
Daarnaast organiseert World Press Photo workshops en volgt de
laatste ontwikkelingen op het gebied van fotojournalistiek.
Vanaf de jaren tachtig hadden Nederlandse fotografen internationaal succes met geÎnsceneerde fotografie. De jongere generatie is meer geÔnteresseerd in documentaire fotografie waarbij onderwerpen als het (stads)landschap en het portret populair zijn. Belangrijke fotocollecties bevinden zich in het Rijksmuseum Amsterdam (19e eeuw), het Stedelijk Museum Amsterdam en het Prentenkabinet van de Universiteit Leiden. Het 'huis van de fotografie' bevindt zich in Rotterdam en biedt onderdak aan drie belangrijke instellingen op het gebied van de fotografie: het Nederlands Foto Instituut, het Nederlands Fotoarchief en het Nationaal Foto Restauratie Atelier.
De Nederlandse literatuur heeft ondanks het kleine taalgebied door de eeuwen heen belangrijke schrijvers opgeleverd. Als het gaat om dichters en gepubliceerde dichtbundels per jaar staat Nederland internationaal zelfs op de derde plaats (na Japan en IJsland). Tijdens de Middeleeuwen maakte de Nederlandse literatuur deel uit van een brede West-Europese traditie, die onder meer tot uiting komt in ridderverhalen als 'Floris ende Blancefloer' en 'Karel ende Elegast', in het dierenepos 'Van den Vos Reynaerde' en in de moraliteit als 'Elckerlyk'. In de 16e eeuw kwam het humanisme op met Erasmus van Rotterdam als belangrijkste Nederlandse vertegenwoordiger. Hij schreef in het Latijn. Zijn 'Lof der Zotheid', een satire op maatschappelijke en kerkelijke misstanden, is in vele talen vertaald.
Daarna was het vooral Spinoza die met zijn filosofische verhandelingen in het buitenland grote waardering kreeg. In de 17e eeuw, ook Gouden Eeuw genoemd, kwam de Nederlandse literatuur tot grote bloei. Belangrijke schrijvers uit die tijd zijn Vondel, Hooft, Huygens en Bredero. In de 17e eeuw kwam ook de Statenbijbel tot stand: een Nederlandse bijbelvertaling die grote invloed heeft gehad op de vorming van de Nederlandse taal. Een belangrijke auteur uit de 19e eeuw is Multatuli, wiens roman 'Max Havelaar' een aanklacht vormde tegen het koloniale bewind in het toenmalige Nederlands-IndiÎ (tegenwoordig IndonesiÎ).
De literatuur na de Tweede Wereldoorlog is lange tijd gedomineerd door de 'grote drie': W.F. Hermans, Harry Mulisch en Gerard Reve. De oorlog speelt in het werk van Hermans en Mulisch een belangrijke rol. Belangrijke naoorlogse schrijvers en schrijfsters zijn onder meer Hella Haasse, Jan Wolkers, Cees Nooteboom, Maarten 't Hart, A.F.Th. (Adri) van der Heijden, Arnon Grunberg, Mensje van Keulen en Connie Palmen. Steeds meer boeken van Nederlandse schrijvers worden in andere talen vertaald. In het buitenland is de belangstelling voor Nederlandse auteurs in het afgelopen decennium dan ook gestaag gegroeid.
Het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingenfonds maakt zich sterk voor Nederlandse literatuur in het buitenland. Het fonds streeft naar de totstandkoming van een kwalitatief hoogstaand en breed geschakeerd aanbod van oorspronkelijke en vertaalde Nederlandse literaire werken.
Het grote publiek leest veel boeken uit openbare bibliotheken.
Vooral bij jongeren is de bibliotheek populair: ongeveer 60% van de
jongeren tot 17 jaar maakt er gebruik van. Tot het 16e jaar is het
lidmaatschap bovendien kosteloos. Het totale bezit van de openbare
bibliotheken wordt geraamd op ruim 44,5 miljoen boeken. De meeste
gemeenten hebben een of meer eigen openbare bibliotheken. Bij
elkaar zijn er zo'n 1.200 vestigingen. Daarnaast rijden er
ongeveer 100 bibliobussen door Nederland, die vooral de kleinere
gemeenten van boeken voorzien. De openbare bibliotheken en de
bibliobussen bedienen bij elkaar 4,5 miljoen ingeschreven
gebruikers. De openbare bibliotheken worden voornamelijk betaald
door de gemeenten en provincies. Auteurs en uitgevers ontvangen een
leenvergoeding voor het uitlenen van hun boeken. Behalve boeken
lenen de openbare bibliotheken ook muziekcassettes, cd's, films
en videobanden uit.
Blinden en slechtzienden kunnen van boeken en andere publicaties
kennis nemen op geluidsband, in braillevorm en via elektronische
media. Er zijn diverse blindenbibliotheken, die ruim 40.000
gebruikers tellen.
De nationale bibliotheek van Nederland is de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag die in 1798 werd opgericht. De Koninklijke Bibliotheek is een wetenschappelijke bibliotheek, met een bezit van ruim drie miljoen banden. Een belangrijk onderdeel vormt het Depot voor Nederlandse Publicaties. Men streeft ernaar van alle in Nederland verschenen publicaties ten minste ÈÈn exemplaar te verzamelen. Op basis hiervan wordt de nationale bibliografie gepubliceerd: Brinkmans Cumulatieve Catalogus van Boeken.
Studenten en onderzoekers kunnen terecht bij twintig wetenschappelijke bibliotheken. De meeste ervan zijn aangesloten bij universiteiten. De grootste is de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. Tot de oudste wetenschappelijke bibliotheken behoren de universiteitsbibliotheken van Leiden (1575), Groningen (1614), Utrecht (1636) en de stadsbibliotheek van Deventer (1560). Vrijwel alle universiteitsbibliotheken worden gefinancierd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Naast de bibliotheken is er een groot aantal archieven, zowel bij de overheid als bij bedrijven en particuliere instellingen. Het grootste is het Algemeen Rijksarchief te Den Haag, dat archieven bewaart van rijksoverheidsinstellingen. Stukken die ouder zijn dan twintig jaar worden overgedragen aan de archiefdiensten. De gemeenten beschikken over eigen archiefdiensten. Belangrijke particuliere archieven zijn onder meer het Koninklijk Huisarchief in Den Haag en de archieven die zijn ondergebracht bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam, het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging in Amsterdam en het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam.
De overheid moet de voorwaarden scheppen waaronder de media optimaal hun cruciale rol kunnen vervullen bij de informatievoorziening voor alle burgers.
De belangrijkste onderdelen van de Nederlandse pers zijn de dagbladen, de nieuwsbladen en de tijdschriften. De grootste landelijke dagbladen zijn de op een groot publiek gerichte De Telegraaf en Algemeen Dagblad en de kwaliteitskranten NRC Handelsblad, Trouw en de Volkskrant. NRC Handelsblad hangt de liberale opvatting aan dat lezers zich aan de hand van zo objectief mogelijke informatie een eigen mening moeten vormen en streeft naar een strikte scheiding tussen nieuws en opinie. Trouw richtte zich van oudsher op een protestants-christelijk lezerspubliek, De Volkskrant op een - links georiÎnteerd - katholiek publiek. Binnen dat kader streven zij een objectieve berichtgeving na. Met het afnemen van de 'verzuiling' is ook bij deze twee kwaliteitskranten de religieuze achtergrond de laatste jaren een steeds kleinere rol gaan spelen. Naast de landelijke dagbladen zijn er vele regionale dagbladen. Het Parool richt zich vooral op Amsterdam en omgeving. Vrijwel elk Nederlands huishouden is geabonneerd op een of meer dagbladen, maar de jongere generatie neigt meer naar internet als informatiebron. Alle grote dagbladen publiceren het nieuws op eigen internet-sites die regelmatig 'up to date' worden gehouden.
De tijdschriften zijn te verdelen in opiniebladen, publieksbladen, omroepbladen en vakbladen. De belangrijkste opiniebladen zijn Vrij Nederland, HP/De Tijd en Elsevier. Hoewel hun oplagen tamelijk bescheiden zijn, kunnen zij door hun opiniÎrend karakter een relatief grote invloed hebben. De oplagen van de publieksbladen zijn aanzienlijk hoger; zo hebben de vrouwenbladen Libelle en Margriet in 2001 oplagen van respectievelijk 670.000 en 450.000 exemplaren. De omroepbladen hebben eveneens hoge oplagen; zij bevatten naast informatie over radio- en televisieprogramma's ook veel algemene informatie. Er zijn enkele populaire tijdschriften met nieuwtjes en roddels over bekende Nederlanders en prominente figuren uit de wereld van film en showbusiness, maar een echte 'boulevardpers' heeft in Nederland nooit een voedingsbodem gevonden.
In de Mediawet wordt nadrukkelijk bepaald dat de omroeporganisaties zelf vorm en inhoud van hun programma's bepalen. Nederland kent vanaf de jaren '20 een wereldwijd uniek publiek omroepbestel: de uitzendingen worden verzorgd door zeven omroepverenigingen, die bepaalde maatschappelijke stromingen vertegenwoordigen. Daarnaast zijn er de Nederlandse Omroep Stichting (NOS), waarin alle omroepverenigingen samenwerken en de Nederlandse Programma Stichting, die vooral culturele programma's uitzendt. Hieronder vallen ook programma's gericht op de jeugd en etnische minderheden. De publieke omroep wordt gefinancierd uit algemene middelen en uit de opbrengst van reclame, verzorgd door de Stichting Ether Reclame (STER). De reclameblokken worden tussen de verschillende programma's uitgezonden; reclame die een lopend programma onderbreekt is bij de publieke omroep niet toegestaan.
De publieke omroep beschikt over drie landelijke televisie- en vijf landelijke radionetten. Sinds 1992 bestaat er ook commerciÎle omroep in Nederland. Bijna alle Nederlandse huishoudens zijn aangesloten op een kabelnet. Daarop wordt een groot aantal binnen- en buitenlandse, publieke en commerciÎle zenders verspreid. Radio Nederland Wereldomroep (RNW) is een onafhankelijke, publieke omroep die wereldwijd radioprogramma's uitzendt voor Nederlanders die permanent of tijdelijk in het buitenland verblijven en buitenlanders die geÔnteresseerd zijn in Nederland en zijn cultuur. De programma's worden uitgezonden via korte golf, middengolf, plaatselijke FM-frequenties en per satelliet. RNW verzorgt dagelijks radio-uitzendingen in zeven talen met daarin onder andere veel nieuws en actualiteiten, sport en cultuur. Ook verzorgt de Wereldomroep onder de naam BVN/TV (het Beste van Vlaanderen en Nederland-TV) Nederlandstalige televisieprogramma's. BVN/TV - een samenwerkingsverband van de Nederlandse Omroep Stichting (NOS) en de Wereldomroep - biedt een breed scala aan nieuws, informatie, series en amusement. De programma's worden geleverd door de Nederlandse publieke omroepen. BVN/TV is (nog) alleen in Europa te ontvangen via de ASTRA-satelliet.